In Memoriam Willem Reinders (1933-2016)
Als zoon van schilder Reinders werd Willem op 9 maart 1933 geboren in de kosterswoning naast de kerk. Hij was de tweede zoon in het gezin. Vader Johannes en moeder Annigje verzorgden het kosterswerk in de kerk. Het schilderen kreeg Willem van huis uit mee en zat ook in zijn genen. Als kind kreeg hij al van zijn vader opdrachten om klompen en tegeltjes sierlijk te beschilderen. Zijn vader was een vakman en heel erg precies en Willem heeft veel van hem geleerd. De oorlogsjaren hebben op hem als kind een grote indruk gemaakt. Vooral de gebeurtenissen in het werkkamp Kloosterhaar, het kamp dat grensde aan hun achtertuin, heeft als een rode draad zijn leven gevolgd! Nadat Willem in 1947 van de Lagere School kwam ging hij naar de Ambachtsschool in Almelo om daar het vak schilderen te leren. In 1949 behaalde hij daar zijn Getuigschrift. In zijn militaire diensttijd kreeg hij de kans zich te verbreden in zijn vak en behaalde een certificaat van vakbekwaamheid in schilderen en bekleden. Na zijn diensttijd ging Willem weer samen, met zijn oudere broer Jan en jongere broer Joop, in het bedrijf van zijn vader werken en zag kans daarnaast nog verschillende avondopleidingen te volgen. Toen hij eens voor zijn werk aan het schilderen was bij Pots op de “Petronellahoeve” ontmoette hij daar zijn grote liefde Feddie Prijs, die daar ook werkzaam was. En op 18 september 1959 stapten ze in het huwelijksbootje. Willem en Feddie hadden in eerste instantie het plan in Kloosterhaar te blijven. Een stukje grond was al gekocht maar de plannen werden bijgesteld. Ze besloten te gaan verhuizen naar Radewijk. Daar zijn alle drie kinderen geboren. Ze begonnen een verf- en behangwinkel en Willem ging werken bij een schildersbedrijf in Hardenberg. Het doel was uiteindelijk om geheel voor zich zelf te gaan werken, maar een hernia gooide roet in het eten. Het beroep van schilder kon hij niet meer uitoefenen. De winkelwoning werd verkocht en het gezin ging terug naar Kloosterhaar. Het heeft hem moeite gekost om met een hernia te leren leven. Toch is hij weer uit bed geklauterd en deed zijn intrede bij de Kruzeborg in Hardenberg. Na zijn pensionering legde hij zich volledig toe op de schilders- en dichtkunst. Willem was zeer creatief en heeft met zijn vele gedichten en schilderijen een belangrijke bijdrage geleverd aan onze dorpsgeschiedenis. Door samenloop van omstandigheden kwam in 2001 de geschiedenis van de voormalige werkkampen Balderhaar en Kloosterhaar aan het rollen. In 2005 konden er bij beide werkkampen monumenten geplaatst worden. Dit was voor Willem een genoegdoening voor een geschiedenis die hij bijna zijn hele leven met zich meegedragen heeft! Zijn gedicht “ik stond erbij…… en keek ernaar…..” dat hij in 1987 had gemaakt, vormde hierbij de kern van de herdenking. Dit gedicht heeft hij ook aan het Herinneringscentrum Kamp Westerbork geschonken. Toeval bestaat niet! Vorige week, bij een bezoek aan onze Expositieboerderij, vertelde conservator Guido Abuys van Kamp Westerbork, dat hij het gedicht van Willem de week ervoor (maandag 8 februari) nog in handen had gehad. Ik vertelde Guido dat Willem zondag 7 februari overleden was! Na een steeds verder afnemende gezondheid heeft hij op die zondagmorgen zijn laatste adem uitgeblazen. In de begrafenisdienst op 11 februari hebben wij afscheid van hem genomen.
In de collectie van het Dorpsarchief bevinden zich diverse objecten van de hand van Willem. Om enkele te noemen: de tekening en het gedicht over de Joodse werkkampen, de maquette van het werkkamp waarin hij een belangrijke bijdrage had, de vliegtuigjes in de vitrine ter herinnering aan de oorlogsjaren in Kloosterhaar, de ‘vrije giften bus’ met schildering van de boerderij (zie foto) en zijn laatste bijdrage in 2015, drie beschilderde turfsteekijzers met herinneringen aan de vroegere turfwinning.
Wij wensen Feddie en de andere gezinsleden veel sterkte bij het dragen van dit verlies.
Freddie Ekkel
In de collectie van het Dorpsarchief bevinden zich diverse objecten van de hand van Willem. Om enkele te noemen: de tekening en het gedicht over de Joodse werkkampen, de maquette van het werkkamp waarin hij een belangrijke bijdrage had, de vliegtuigjes in de vitrine ter herinnering aan de oorlogsjaren in Kloosterhaar, de ‘vrije giften bus’ met schildering van de boerderij (zie foto) en zijn laatste bijdrage in 2015, drie beschilderde turfsteekijzers met herinneringen aan de vroegere turfwinning.
Wij wensen Feddie en de andere gezinsleden veel sterkte bij het dragen van dit verlies.
Freddie Ekkel
De stoet
Ik was op weg naar 'd eigen stee, toen ik van ver vernam
dat onder bronzen klokgelui een rouwstoet mij integen kwam.
Ik stapte af en trad opzij en deed zoals gewoon,
'k ontblootte dra mijn hoofd en gaf de dode eerbetoon.
En toen 'k daar stond was ik ontdaan, 'k was met die mensen sterk begaan,
omdat die man, zo jong en kras aan hen zo plots ontvallen was.
En mijn gedachte ging terug naar de voorbije jaren
waarin zovelen in dezelfde koets diezelfde weg gereden waren.
Ik kende allen nog bij naam, elk had zijn herinnering,
allen passeerden deze plaats in deze mijmering;
Daar was de venter... ....en de baker... ....., de boerenzoon... ...., de fietsenmaker.....,
de smid, waar't aambeeld altijd klonk. .. . . . en 't kind dat in de wijk verdronk.. . . . . .,
de veenarbeider uit die keet en de schoolvriend die je nooit vergeet,
de felle strijder voor de bond, die vocht voor wat nog niet bestond,
de brugwachter... . .., de winkelier... ..., en allen woonden z' eenmaal hier
en elk ging eens voor in de rij hier aan deze plaats voorbij... ....
Zo keek ik en ik zag ze gaan, zag hoe de stoet voorbij trok en bleef staan
met slechts een groot' herinnering die alle begrip te boven ging.
Want, hoe men het ook wendt of keert en zich verzet, zichzelf verweert,
voor ieder is slechts weggelegd deez' weg te gaan, zoals voorzegd.
Zo ging dat in voorbije jaren, zo gaat dat nog vandaag,
zo zal dat in de toekomst gaan en in mij welde toen de vraag;
Hoe lang is mij hier nog gegeven, hoelang heb ik nog tijd,
hoe lang nog voor de dag gekomen is dat de wagen voor mij rijdt?
Toch wist ik toen heel duidelijk, ik heb het goed verstaan
en met een glimlach op 't gezicht ben ik toen heen gegaan,
want 't einde van die lange reis is voor iedereen gelijk,
't eind' is daar, waar altijd vrede is, bij de Vader, in Zijn Koninkrijk. ....
W. Reinders Februari 1988
dat onder bronzen klokgelui een rouwstoet mij integen kwam.
Ik stapte af en trad opzij en deed zoals gewoon,
'k ontblootte dra mijn hoofd en gaf de dode eerbetoon.
En toen 'k daar stond was ik ontdaan, 'k was met die mensen sterk begaan,
omdat die man, zo jong en kras aan hen zo plots ontvallen was.
En mijn gedachte ging terug naar de voorbije jaren
waarin zovelen in dezelfde koets diezelfde weg gereden waren.
Ik kende allen nog bij naam, elk had zijn herinnering,
allen passeerden deze plaats in deze mijmering;
Daar was de venter... ....en de baker... ....., de boerenzoon... ...., de fietsenmaker.....,
de smid, waar't aambeeld altijd klonk. .. . . . en 't kind dat in de wijk verdronk.. . . . . .,
de veenarbeider uit die keet en de schoolvriend die je nooit vergeet,
de felle strijder voor de bond, die vocht voor wat nog niet bestond,
de brugwachter... . .., de winkelier... ..., en allen woonden z' eenmaal hier
en elk ging eens voor in de rij hier aan deze plaats voorbij... ....
Zo keek ik en ik zag ze gaan, zag hoe de stoet voorbij trok en bleef staan
met slechts een groot' herinnering die alle begrip te boven ging.
Want, hoe men het ook wendt of keert en zich verzet, zichzelf verweert,
voor ieder is slechts weggelegd deez' weg te gaan, zoals voorzegd.
Zo ging dat in voorbije jaren, zo gaat dat nog vandaag,
zo zal dat in de toekomst gaan en in mij welde toen de vraag;
Hoe lang is mij hier nog gegeven, hoelang heb ik nog tijd,
hoe lang nog voor de dag gekomen is dat de wagen voor mij rijdt?
Toch wist ik toen heel duidelijk, ik heb het goed verstaan
en met een glimlach op 't gezicht ben ik toen heen gegaan,
want 't einde van die lange reis is voor iedereen gelijk,
't eind' is daar, waar altijd vrede is, bij de Vader, in Zijn Koninkrijk. ....
W. Reinders Februari 1988